Frijns 'oude rot' Alonso achterna? 'Dan hangt mijn vriendin de vlag uit'
In de Formule 1 wordt er genoeg geklaagd over het gruwelijk zware schema in 2024: Het recordaantal van 24 Grand Prix-weekenden staat er gepland; coureurs en teamleden gaan nauwelijks thuis zijn. Robin Frijns weet al enige jaren hoe pittig een overvolle racekalender aanvoelt. De Nederlander rijdt ook in ‘24 in de Formule E en het World Endurance Championship. “Als ik later stop met racen, hangt mijn vriendin de vlag uit”, zegt Frijns.
Eigenlijk is het een zeldzaam moment: Robin Frijns thuis aan de keukentafel in Maastricht. Na de 1812 kilometer van Qatar - waarin de 32-jarige coureur de hypercar van BMW liet debuteren in het WEC - is er even de kans om bij te komen. “Dat reizen is wel redelijk killing”, vertelt Frijns aan GPblog. “Ik heb de laatste vier, vijf jaar telkens twee kampioenschappen gereden. Ik weet hoe ik dat moet aanpakken.”
“Ik ben nu in Qatar geweest, ik ga volgende week naar Brazilië en twee weken later zit ik in Tokyo, aan de andere kant van de wereld. Dus in dat opzicht kan de jetlag weleens tegenvallen, maar ik heb daar fatsoenlijke oplossingen voor. Dat zijn slaappillen, maar ook goed de tijd in de gaten houden qua eten, etcetera. Sommige mensen zijn daar beter in dan anderen. Ik heb er niet echt last van.”
Zo blijft Robijn Frijns fris en fit
Een fitte gesteldheid - zowel fysiek als mentaal - is sowieso wél nodig om het vele reizen vol te houden én op het circuit zo goed mogelijk te presteren. “Ik heb mentaal nooit problemen gehad. Er zijn veel rijders die mental coaches hebben. Daar houd ik me allemaal niet mee bezig. Ik kan me ook redelijk snel resetten na een slechte wedstrijd. Qua fysiek, hoe meer je rijdt, des te sterker je wordt. Je gaat niet specifiek trainen om een beter uithoudingsvermogen te hebben in de auto. Je moet trainen om de impact te kunnen opvangen, zodra die er is.”
Inmiddels is Frijns 32. Hij behoort in de Formule E en het WEC langzamerhand tot de routiniers. Aan snelheid heeft de Nederlander zeker niet ingeboet, zo bleek bijvoorbeeld tijdens de tweede ePrix van Saoedi-Arabië kortgeleden. Daarin werd Frijns tweede met Envision Racing. “Ik heb altijd tegen mezelf gezegd dat ik rond mijn veertigste wil stoppen. Dan hangt mijn vriendin de vlag uit.”
“Maar ik heb wel zoiets van; als ik veertig ben en ik ben nog snel, en krijg weer een fatsoenlijk contract voor twee of drie jaar, dan ben je dom als je het niet doet. Zo is het ook voor Alonso. Als hij niet snel genoeg meer was, dan zat hij ook niet meer in Formule 1. Hetzelfde geldt voor mij. Als ik me nog steeds kan meten met de besten, dan ga ik gewoon door. Natuurlijk, ik stap niet meer in als ik 55 ben. Maar als ik nog steeds snel ben met 43, dan kan ik nog wedstrijden doen.”
Frijns heeft het racen in zijn lichaam
Op enig moment volledig uit de autosport stappen? Frijns zegt eerlijk dat het een onrealistisch scenario is: “Iedereen in de autosport zegt: ‘Als ik stop, dan ben ik weg’. Maar uiteindelijk komen ze altijd terug. De sport gaat nooit helemaal uit je. Ik heb dat zelf gemerkt in de corona-tijd. Ik was vijf of zes jaar van hot naar her gegaan, nooit thuis. En toen was er corona en lag alles maanden stil. De eerste twee weken denk je: ‘O, wel lekker’. Maar de derde week heb je het wel een beetje gehad, Dat ben je al blij dat je in de auto kan stappen. Dus ja, als de tijd komt dat ik wil stoppen, dat ik een paar maanden later alweer ergens te zien ben.”
In welke rol Frijns op latere leeftijd in een paddock actief is, dat staat in de sterren geschreven. Wat het niet wordt, is duidelijk: “Nou, teambaas niet. Dat trekt me niet echt. Jonge jongens opleiden heb ik vroeger al eens gedaan. In de tijd van de Formule 1 had ik niet heel veel te doen. Ik was testrijder en reservecoureur. Dan zit je meer op de bank dan wat anders, bij wijze van spreken.”
“Toen heb ik in het karten wel jongens gecoacht. Dat vond ik wel leuk om te doen. Ik heb er ook veel van geleerd; kijken naar de fouten die ze maken en dan zelf leren hoe zij denken. Dat klinkt een beetje raar misschien, maar het is uiteindelijk allemaal wel logisch. Ik heb nu mijn eigen bedrijf sinds een paar jaar. Dus als ik een keer stop, dan ben ik misschien meer met mijn eigen bedrijf bezig dan wat anders. Ik heb niet het doel: ‘Als ik veertig ben, wil ik twee of drie jongens onder me hebben’. Misschien, misschien niet.”
Nieuw avontuur met BMW M Motorsport in WEC
Een pensionering is uiteraard nog ver weg voor Frijns, die pas net één van de fabriekscoureurs van BMW M Motorsport in het WEC is. Tijdens de openingsrace in Qatar werd de Nederlander met zijn ploegmakkers Rene Rast en Sheldon van der Linde elfde. BMW M Motorsport heeft tijdens de debuutrace veel geleerd, vertelt Frijns.
“Een wedstrijd is altijd anders dan testen. In wedstrijden kan je je altijd vergelijken met de anderen en weet je waar je staat. Je wordt keihard afgestraft als je een fout maakt. En in het testen ben je altijd alleen. In de test draai je niet op de limiet. In de wedstrijd word je met de neus op de feiten gedrukt. En dat is wel gebeurd. Was ook wel verwacht, er waren een heleboel kleine dingen die samen het verschil maken.”
Frijns verwacht dat het WEC een mooie toekomst in het verschiet heeft: “Veel fabrikanten zijn al aan boord, Honda denkt erover na om in te stappen. Iedereen stapt op die trein van het WEC. Het is al groot aan het worden. Ik hoop dat het, zoals ik denk, goed gaat groeien.” En dat gebeurt met grote namen, zoals voormalig F1-wereldkampioen Jenson Button. “Je ziet ook dat Button niet echt de snelste is. We laten echt zien dat het niveau heel erg hoog is. Als je naar de rijders kijkt in de hypercars, dat is allemaal heel erg hoog niveau. Daarom wil ik er ook zo graag bij zijn.”
Politiek is overal, in Formule 1 én WEC
Wedijveren met de Formule 1, qua aandacht en sponsoring, dat kan het WEC niet. Frijns vindt het ook niet fair om beide kampioenschappen met elkaar te vergelijken. Op één gebied zijn er wel overeenkomsten: “Qua politiek is Formule 1 het ergste”, zegt Frijns. “Dat is duidelijk. Politiek is er overal. Als je naar WEC of Formule E gaat, maar de Formule 1 steekt er met kop en schouders bovenuit. In de Formule 1-wereld zijn heel veel journalisten. Als die wat opvangen, dan gaat iedereen schrijven. Ze schrijven altijd eerst iets op, voordat ze gaan vragen of iets wel klopt ja of nee. Dat is typisch journalisten. Ze zijn vrij om te doen, maar dan komen de roddels naar buiten.”
“We hebben wel veel politiek in het WEC, op het gebied van BoP (Balance of Performance, om kunstmatig een ‘gelijkwaardiger’ speelveld in de races te creëren, red.). Er zijn een boel fabrikanten en er is altijd wel discussie van: ‘Wij staan er slecht voor’. Als het goed is, gaan ze niet klagen, zoals Porsche tot dusver. Wij hebben nog geen geweldige BoP gehad. Die discussie is op de achtergrond altijd wel bezig. Wij krijgen daar als rijders niet veel van mee. Maar als een eigenaar of een leider van een fabrikant wat dingen uitspookt, dan komt dat altijd wel naar buiten, ja.”