Waarom Red Bull het enige juniorprogramma heeft dat niet hopeloos faalt
Helmut Marko deelde vorige week een sneer uit richting Mercedes en Toto Wolff door te constateren dat nog nooit een coureur uit hun juniorprogramma is doorgebroken. Het lokte vrijwel direct een reactie uit bij Wolff, misschien juist wel omdat hij weet dat zijn landgenoot gelijk heeft.
Marko bevindt zich dan ook in een positie dat hij best een beetje mag opscheppen. Ruim een derde van het huidige Formule 1-veld is afkomstig uit de Red Bull familie. Het juniorprogramma waar Marko persoonlijk verantwoordelijkheid voor draagt. De drie fabrikanten, die allen een vergelijkbaar programma hebben, laten het wat dat betreft behoorlijk afweten.
Tot vorig jaar hadden Mercedes, Ferrari en Renault tien jaar lang geen enkele coureur uit hun academie in hun auto rijden. Charles Leclerc is de uitzondering en alleen daarom zou je hem al exceptioneel kunnen noemen. Zijn voorganger is Romain Grosjean, die in 2009 een paar races mocht invallen bij Renault.
Al heeft George Russell voor 2021 best een aardige kans bij Mercedes, Ferrari heeft toch weer gekozen voor iemand van buitenaf (in dit geval een oud Red Bull-talent) en men lijkt bij Renault hetzelfde te gaan doen. Dat roept een aantal vragen op. In de eerste plaats ‘waarom?’ en in de tweede plaats of het voor jonge coureurs wel verstandig is om onderdeel uit te maken van één van deze programma’s.
Red Bull heeft meer vrijheid
Red Bull heeft uiteraard een groot voordeel door het feit dat ze twee Formule 1-teams hebben. Marko kan doen wat hij wil met de coureurs bij AlphaTauri en omdat het team niet hoeft te winnen, kan hij daar ook wat risico bij nemen. De fabrieksteams hebben een gigantisch conglomeraat achter zich staan, waar in de bestuurskamer alleen naar harde cijfers gekeken wordt. Een bewezen F1-coureur heeft in die setting altijd voorrang.
Mede door dit gegeven trekt het juniorprogramma van Red Bull ook eerder de beste coureurs aan. Zo was de grotere kans op een stoeltje in de Formule 1 voor de familie Verstappen destijds reden om na lang afhouden uiteindelijk voor Red Bull te kiezen. Wat daarna met Max Verstappen gebeurd is, trekt natuurlijk alleen maar meer talent aan.
Talent laat zich niet altijd overduidelijk zien
Je zou dus ook kunnen zeggen dat er bij de andere juniorprogramma’s geen coureurs zijn doorgebroken, omdat de beste talenten simpelweg ergens anders reden. Hoewel dat vaak wel zo lijkt, kun je dit moeilijk vaststellen als die talenten niet op het hoogste niveau de kans hebben gekregen.
Een goed voorbeeld is Kamui Kobayashi. De Japanner was in 2009 één van de juniorrijders van Toyota en was twee keer zestiende geworden in het GP2-kampioenschap. Dat zou je ronduit slecht kunnen noemen, zeker omdat hij ook niet voor een beroerd team reed (DAMS).
Doordat Timo Glock gewond raakt bij een crash tijdens de kwalificatie voor de Grand Prix van Japan, werd Kobayashi voor de laatste twee races van 2009 toch opgeroepen en reed daar de sterren van de hemel. Toyata verliet na dat jaar de Formule 1, maar Peter Sauber was dusdanig onder de indruk dat hij de Japanner een stoeltje bood en de daaropvolgende jaren zou hij van veel waarde zijn voor dat team.
Geld nog altijd doorslaggevend
Nu terug naar de tweede vraag. Waarom zou je je als jonge coureur al je hoop vestigen op bijvoorbeeld de Renault Sport Academy als die in hun 18-jarig bestaan maar twee keer één van hun coureurs (Heikki Kovalainen en Romain Grosjean) in het Formule 1-team hebben laten rijden? Het is een vraag die Jack Aitken zich deze week hardop afvroeg.
Hij kiest nu zijn eigen weg bij Williams, waar geld voor een stoeltje doorslaggevend is. En dat is toch wel een sombere conclusie. De juniorprogramma’s zijn in het leven geroepen om de beste coureurs in de Formule 1 te krijgen, ongeacht hun financiële positie. Enkele uitzonderingen daargelaten lijkt de snelste en meest zekere route naar de Formule1 echter nog altijd makkelijker te vinden met een zak geld.