Het idee van bijtanken tijdens de race is recent door
FIA-baas Jean Todt nieuw leven ingeblazen. Het blijkt wéér een nieuw thema waar gezaghebbenden in de
Formule 1 het oneens over kunnen zijn. Traditiegetrouw, zou je kunnen zeggen, want de Formule 1 worstelt al decennia met dit onderwerp.
De eerste keer dat een coureur tijdens de race een geplande pitstop maakte voor nieuwe banden en brandstof, was Juan Manuel Fangio tijdens de Grand Prix van Duitsland in 1957. Voor een hele lange tijd zou dit ook meteen de laatste keer zijn, want de pitstop van Fangio was een enorme miskleun.
De werkzaamheden in de pits duurden zo lang dat iedereen hem kansloos achtte op het moment dat hij weer naar buiten reed. Alleen door vervolgens als een bezetene de achtervolging in te zetten, waarbij hij meerdere keren het ronde-record op de ruim 20km lange Nürburgring verbrak, wist hij uiteindelijk nog te winnen.
Een overwinning die door iedereen werd toegeschreven aan het fabelachtige rijden van Fangio, zeker niet aan de pitstop. En dus verscheen men gedurende de jaren 60 en 70 gewoon met een volle tank brandstof aan de start. Hoewel het altijd al toegestaan was, werd bijtanken pas in 1982 weer een keer geprobeerd.
Dit keer kwam het idee van Gordon Murray, hoofdontwerper bij het team van Brabham, destijds gerund door Bernie Ecclestone. Murray dacht dat de winst op de baan door een lichtere auto voldoende zou zijn zolang de pitstop maar kort genoeg was.
Tijdens de Grand Prix van Oostenrijk vertrok Brabham coureur Nelson Piquet van pole, ging er als een speer vandoor, om vervolgens dus de leiding uit handen te geven op het moment dat hij naar binnen kwam. Hij viel uiteindelijk uit met een elektronisch probleem, maar zijn snelheid had aangetoond dat de pitstop rendabel was.
Wat volgde was een hachelijk jaar 1983 waarin meerdere teams zich de pitstop probeerde eigen te maken. De realiteit was dat men bijna letterlijk met vuur speelde. De tankinstallaties waren niet gehomologeerd en monteurs hadden meestal geen brandwerende kleding aan. Tel daarbij op dat de pitstraat in die tijd nog geen snelheidslimiet had en je kunt begrijpen waarom de FIA [toen FISA] het bijtanken vanaf 1984 verbood.
Pas tien jaar later besloot de FIA het weer te proberen. Ze waren de dominantie van Williams en eerder McLaren beu en probeerden onder andere met de herintroductie van bijtanken de races wat spannender te maken. Dat leek meteen te lukken, toen Michael Schumacher bij de eerste race in 1994 Ayrton Senna niet voorbijkwam op de baan, maar door een uitgekiende pitstop alsnog de overwinning wist te behalen.
Dat eerste jaar liet met de beroemde pitbrand van Jos Verstappen op Hockenheim ook meteen zien dat bijtanken nog steeds gevaarlijk kon zijn. Door strenge voorschriften omtrent de brandstofinstallatie en brandwerende overalls raakte echter niemand zwaargewond en dus hield men voorlopig vast aan het idee van bijtanken.
Wat volgde is een periode van vijftien jaar waarin bijtanken in de Formule 1 met succes werkte. De auto’s waren over een gehele race snel en zo nu en dan zag je iemand uitblinken dankzij een alternatieve brandstof strategie. Auto’s die eigenlijk te langzaam waren, zag je dan opeens tijdelijk vooraan meerijden. Ook de overwinningen van Michael Schumacher, waarbij hij een extra pitstop maakte om zijn tegenstander te verschalken (Hongarije 1998 en Frankrijk 2002) zijn beroemd.
Vanaf 2010 is dit dus verleden tijd. De teams grepen de macht naar zich toe en besloten dat het afgelopen moest zijn met bijtanken. De teams zijn er eigenlijk nooit een fan van geweest en wisten de FIA ervan te overtuigen dat tanken te veel geld kost. Een argument dat tot op de dag vandaag nog gebruikt wordt. De FIA daarentegen wilde tien jaar geleden het bijtanken graag behouden, omdat het goed zou zijn voor de show. Wat dat betreft is er in die tien jaar dus niets veranderd.