De vreemdste wagens in de F1 - Racen in grijs gebied

Williams F1 Media

F1 Nieuws

13 juli 2018 om 21:30
  • Richard Verweij

Tegenwoordig kan je geen spiegeltje of vleugel meer op een wagen in de Formule 1 zetten zonder dat iedereen weet of het mag of niet. Vroeger was dat wel anders, toen de regels nog genoeg ruimte hadden voor teams om met uitermate bizarre constructies te komen die eigenlijk geen enkele regel van de FIA braken. Een korte opsomming van enkele van de gekste wagens die ooit op de grid verschenen.

Ligier JS5 (1975)

Je kan lachen wat je wil om de theepot-vorm van de Ligier uit ’76, maar scheuren kon de wagen wel. De wagen, ontworpen door de Fransman Gérard Ducarouge (die later ook onder andere voor Lotus werkte), zag er lachwekkend uit, maar de wagen wist tijdens het eerste seizoen al direct in de punten te vallen. Goed, de eerste twee races kende de wagen nog twee uitvalbeurten, maar in de derde race kon de vierde plek worden gepakt. Later dat seizoen werd zelfs de eerste pole position veiliggesteld. Ligier eindigde uiteindelijk op een zesde plek bij de constructeurs, ondanks het ontzettend vreemde chassis.

https://katehewif1.wordpress.com/

McLaren M7C Cosworth (1969)

Spoilers zijn niet meer weg te denken uit de Formule 1, maar eind jaren zestig werd er nog volop mee geëxperimenteerd. Niet alleen aan de achterkant werd een vleugel geplaatst om te zorgen voor neerwaartse druk, maar ook aan de voorkant plakte een aantal teams een extra spoiler op de wagen. Ook de McLaren M7C kreeg deze uitermate vreemde behandeling, maar niet voor lang: de FIA greep in en verbande de opstapeling van spoilers. (Fotocredit)

Russell Whitworth

Tyrrell P34 (1976)

“Ja hallo, is dit Pirelli? Mogen we voor de volgende race twee extra banden per setje?” Goed, in de jaren zeventig was Pirelli nog niet de bandenboer in de Formule 1, maar de gekke vraag zou ook toen gesteld moeten zijn. Hoe anders zorg je ervoor dat je voldoende banden bij je hebt als jouw wagen twee extra wielen heeft? De P34 kende namelijk een dubbele vooras en wist daarmee vriend en vijand te verrassen. Het was geen publiciteitsstunt zoals sommige media dachten, maar een daadwerkelijke poging om met een bizarre vernieuwing in de Formule 1 te komen. De GP van Zweden werd er zelfs mee gewonnen, maar in het jaar erna kon de zes-wieler niet meer voor dezelfde verrassing zorgen. (Fotocredit: Russell Whitworth)

Williams F1 Media

Williams FW08B (1982)

Slechts vier ja nadat Tyrrell afscheid nam van hun zes-wieler, dacht Williams juist aan te kunnen haken. In plaats van een dubbele as aan de voorkant, koos Williams ervoor om een dubbele achteras op de wagen te zetten. Niet alleen kreeg de FW08D daardoor meer grip (en snelheid), maar ook kon er door de verlengde achteras een langere zijkant op de wagen worden gezet die de neerwaartse druk verbeterde. Maar helaas, nog voordat Williams daadwerkelijk met de wagen op het circuit kon verschijnen, kwam de FIA met een onderzoek. In 1983 viel uiteindelijk het doek voor wagens met meer dan vier wielen, aangezien dat vanaf dat moment het maximum was. (Fotocredit: Williams F1 Media)

Lothar Spurzem

March 711 (1971)

Ook March Engineering bewees, net als Lieger, dat een succesvolle wagen lang niet altijd moeders mooiste is. Als de aerodynamica van een wagen goed is, dan neem je een gruwelijk lelijk uiterlijk maar voor lief, zo dachten ze in 1971. De dubbele spoiler was nog niet eens zo gek, maar het dienblad op de neus van de March 711 daarentegen zag er niet uit. Overwinningen werden er niet mee binnen gehengeld, maar Ronnie Peterson wist er wel vier keer tweede mee te worden. Goed genoeg voor een tweede plek bij de constructeurs in dat seizoen. In de seizoenen na 1971 verdween het dienblad net zo snel van de voorkant als dat deze was geïntroduceerd. Uitgeserveerd zullen we maar zeggen. (Fotocredit: Lothar Spurzem)

edvvc

Brabham BT46 (1978)

Hoe zorg je ervoor dat een Formule 1-wagen op het asfalt wordt gezogen om op die manier voor downforce te zorgen? Door te zeggen dat de gigantische ventilator op de achterkant van de wagen zorgt voor koeling, terwijl deze eigenlijk de lucht onder de wagen vandaan zuigt. In 1978 kwam Brabham met de BT46 B-versie, waar die ventilator op gemonteerd zat. De bolide werd enkel gebruikt tijdens de Zweede Grand Prix van dat jaar, als antwoord op de Lotus 79, die dat seizoen de beste resultaten behaalde doordat deze ontzettend veel downforce had. Niki Lauda nam plaats in het stoeltje van de BT46B en wist de race te winnen. Hoewel de FIA meende dat het concept legitiem was, stapte Brabham toch af van het concept en viel terug op de normale BT46 die ook in de race daarvoor was gebruikt. (Fotocredit: edvvc)