Briatore verklaart: 'Ben geen killer, wil alleen de beste rijders'
F1 Nieuws
Toen Franco Colapinto aangekondigd werd als de reservecoureur van Alpine voor 2025, begon de geruchtenmolen op volle toeren te draaien. Velen begonnen zich af te vragen of Colapinto aangetrokken was om rookie Jack Doohan op termijn te gaan vervangen. Flavio Briatore, die optreedt als uitvoerend adviseur van Alpine-CEO Luca de Meo, heeft nu gereflecteerd op een eventuele rijderswissel.
De inmiddels 74-jarige Briatore keerde in juni 2024 terug bij Alpine, een team met wie hij in het verleden al velen successen had geboekt. Destijds stond het team echter op de grid als Benetton en later als Renault. Hij sprak voorafgaand aan F1 75 met de internationale media, waaronder Marca, en legde uit dat hij nog altijd hetzelfde kantoor heeft als toen.
De Italiaan werd daarnaast gevraagd naar de driver line-up van het team, een onderwerp wat de gemoederen al lange tijd bezighoudt. Jack Doohan maakte tijdens de Grand Prix van Abu Dhabi in 2024 zijn officiële debuut, toen hij de vertrekkende Esteban Ocon verving. Sindsdien zijn er drie reservecoureurs aangekondigd: Paul Aron (uit de Formule 2), Ryo Hirakawa (reed tijdens de FP1-sessie in Abu Dhabi voor McLaren) en, nog belangrijker, voormalig Williams-coureur Franco Colapinto.
Briatore 'geen killer'
In de media klonken er geluiden dat Doohan na slechts vijf races al aan de kant gezet zou kunnen worden. Toen hem hiernaar gevraagd werd, antwoordde de adviseur: "Nee, nee, het worden er meer dan vijf [Grands Prix voor Doohan]... Ik maak een grapje. We zullen het gaan zien. We moeten eerst aan het seizoen beginnen. Gasly heeft het vorig jaar super gedaan. Ik kende hem niet, maar hij reed de laatste vijf of zes races fantastisch. En het was goed om Jack in Abu Dhabi in te zetten, om hem een extra race aan ervaring te geven."
Hij voegde eraan toe: "Ik ben geen killer, ik wil gewoon de best mogelijke coureurs hebben. Ik vertegenwoordig Fernando Alonso al 23 jaar, wat laat zien dat ik coureurs steun die mij geven wat ik vraag."
Dit artikel is geschreven in samenwerking met Kada Sárközi